The world according to Caro: Leven zonder zijwieltjes
Throwback thursday! Caroline van Mourik schreef als &C talent een jaar lang columns voor &C magazine onder de titel The world according to Caro. We selecteerden haar mooiste columns. Deze week haar bijdrage uit het juninummer van 2018.
In de verte rent een man. Vlak naast hem zigzaggen de wielen van een kinderfiets over de stoeptegels. Bij elke trap verliest het kleine meisje bijna haar evenwicht. De roze vlag op de bagagedrager zwiept er wild door heen en weer. In rap tempo komen ze dichterbij. Een pop zonder kleren en met touwhaar stuitert door het mandje voor op haar stuur.
Lees ook: The world according to Caro: 'Mijn plek is tussen de middenmootmensen'
‘Papa, ik kan het niet!’ roept ze.
‘Jawel lieverd, ik heb je.’ Zijn handen zweven boven de kraag van haar jas, schrap gezet om elk moment te kunnen ingrijpen. Ik vind het altijd zo’n lief gezicht, vaders die met rode wangen naast kleine fietsjes rennen en ergens het midden proberen te vinden tussen vasthouden en loslaten. Die ervoor zorgen dat er niemand valt en die ze met een kus erop overeind hijsen als dat toch gebeurt. Vaders die met engelengeduld duwtjes in de goede richting geven en net zo lang meelopen totdat ze zelf durven. De lange, stevige armen als onzichtbare harnassen die, mocht de zwaartekracht het toch winnen van de wil het zelf te kunnen, hun kroost opvangen voordat de stenen dat doen. Bloed, zweet en loslaten. Leren fietsen zonder zijwieltjes is hard werken, niet alleen voor kinderen.
Mijn vader heeft heel wat kilometers met mij mee gerend. Wekenlang gingen hij, mijn kleine blauwe fiets en ik ontelbare rondjes om het huizenblok. Niet dat het nou zo verschrikkelijk lang duurde voordat ik het concept fietsen onder de knie had, maar ik had wat langer nodig om zelf ook te geloven dat ik het kon. Totdat ik op een dag eindelijk loskwam van zijn handen. Daar ging ik. Alsof ik het altijd al gedaan had, rolde ik zelf de wereld in. Maar dat deed ik niet alleen. Zomers lang fietsten we met de wind in de rug en onze koppen in de zon van ons dorp naar het strand, om daar vakantie te vieren. Mijn vader wist de weg, ik had dropjes in mijn zak voor onderweg. Als mijn kleine pootjes het niet meer konden bijbenen, dan greep zijn grote hand me bij mijn nekvel en sleepte hij me zo de polderlandweggetjes over. Met hem naast me hadden we altijd windje mee.
Lees ook: The world according to Caro: 'Paniek. Dat kan ik níet. Grote paniek!'
Straks zal de vader van het meisje de zijwieltjes opruimen die hij van haar fiets gesleuteld heeft. Ze hebben haar roer al die tijd helpen rechthouden, maar hun taak zit erop. Van de ene op andere dag veranderen ze van onmisbare dingen in overbodige dingen en belanden in een schuurtje, waar ze verdwijnen in een bak tussen te kleine rolschaatsen en stompjes stoepkrijt. Om vervolgens te verhuizen naar de kringloopwinkel. Nooit verneem je meer iets van ze. En daar gaat het mis. Zelf kunnen fietsen is namelijk de kunst nog niet, blijf maar eens altijd overeind staan. Zijwieltjes zijn de dikke matten onder een schommel. De slurven in de goten van de bowlingbaan. De zwembandjes van het leven. Op dagen dat er iets meer tegenwind waait dan ik kan hebben, als er onderweg hobbelige kuilen opduiken, wanneer ik wiebelig naar balans zoek, dan kan ik ontzettend naar ze terugverlangen. En naar die grote hand in mijn nek.